Voorbeeld:
Bij het β verval van koolstof-14 ontstaan een stikstof-14 atoom en een elektron. De vervalvergelijking wordt dan:
Het elektron gaat als β-straling de kern uit.
Polonium-209 is een instabiele isotoop van polonium. Deze isotoop vertoont alfaverval. De vergelijking van de vervalreactie is:
Dracht en doordringend vermogen
Ioniserend vermogen= Hoe schadelijk het is voor levende materie.
Alle soorten ioniserende straling hebben de volgende eigenschappen: ze kunnen door (on)doorzichtige stoffen heengaan en kunnen atomen ioniseren. Maar niet elke soort straling doet dat even goed. Alfastraling dringt maar enkele centimeters in de lucht door, terwijl bètastraling enkele meters haalt. Je zegt dan dat bètastraling een groter doordringend vermogen heeft.
Dracht= De afstand die de deeltjes afleggen in een bepaalde stof.
Als straling in een stof doordringt, treedt er interactie op tussen de straling en de atomen van die stof. Daarbij worden atomen geïoniseerd, soms veel soms weinig. Het ioniserend vermogen van straling is een maat voor het aantal atomen dat de straling per mm kan ioniseren.
Alfastraling kan per mm veel meer atomen ioniseren dan bètastraling. Het ioniserend vermogen van alfastraling is dan ook groter dan die van bètastraling. Gammastraling en röntgenstraling hebben allebei een groot doordringend vermogen maar een klein ioniserend vermogen.
Stralingsdosis
De gevolgen van ioniserende straling hangen onder andere af van de hoeveelheid energie die een deel van je lichaam ontvangt. Hoe meer energie, des te meer schade kan er ontstaan. Er ontstaat ook meer schade als dezelfde hoeveelheid energie op een kleiner deel van je lichaam valt.
|