Stralingsdosis= Een maat voor de schade die kan ontstaan. Stralingsdosis druk je uit in gray met symbool Gy.
Voor de stralingsdosis geldt de volgende formule:
D is de stralingsdosis in Gy
E is de geabsorbeerde energie in J
m is de bestraalde massa in kg
Effectieve dosis
Alfa straling heeft een veel groter ioniserend vermogen dan andere soorten straling. Om de stralingsdoses van verschillende soorten straling goed te kunnen vergelijken moet je er rekening mee houden dat alfastraling tot maximaal 20 keer schadelijker is dan alle andere soorten straling. Je zegt dat de weegfactor van alfastraling gelijk is aan 20.
De effectieve dosis of equivalente dosis houdt rekening met de weegfactor. Voor de effectieve dosis geldt de volgende formule:
H is de effectieve dosis in Sv
is de weegfactor
is de stralingsdosis in Gy
Weegfactoren staan in BINAS tabel 27 D3. Voor β-straling, γ-straling en röntgenstraling is de weegfactor 1. Voor α-straling is de weegfactor 20.
Dosimeter= een apparaatje dat de hoeveelheid geabsorbeerde straling meet.
Stralingsnormen
In BINAS tabel27 D1 staan in het rechter gedeelte de effecten van een grote effectieve lichaamsdosis. Om de kans op schadelijke effecten zo klein mogelijk te houden, zijn er stralingsbeschermingsnormen vastgesteld, ook wel dosislimieten genoemd. Dit is de effectieve dosis gedurende een jaar. BINAS tabel 27 D2.
Radiotherapie
Patiënten met een tumor worden in sommige gevallen bestraald. Dit noem je radiotherapie. De straling beschadigt de cellen in de tumor zodat die cellen afsterven. Een nadeel is dat de straling ook gezond weefsel kan aantasten.
De bestraling kan zowel uitwendig als inwendig zijn:
Bij uitwendige bestraling bevindt de stralingsbron zich buiten het lichaam en wordt de tumor door de huid heen bestraald. Daarbij raakt de huid beschadigd, vergelijkbaar met een eerstegraadsverbranding.
Bij inwendige bestraling wordt een radioactieve stof in de buurt van de tumor gebracht. Dat kan met een injectie in een bloedvat, waarna de radioactieve stof zich aan de tumor hecht. Nadeel is dat de radioactieve stof door het lichaam zwerft voordat het zich bindt aan de tumor.
De radioactieve stof kan ook in een afgesloten capsule in de buurt van de tumor worden gebracht. De radioactieve stof verspreidt zich niet eerst door het lichaam. Het nadeel van deze methode is dat er een operatie nodig is.
Bestraling en besmetting
Bestraling
Er is geen direct contact met de radioactieve stof (de bron)
Het gevaar is weg , zodra de bron wordt weggehaald of uitgezet
De straling die van de bron komt kan wel schade aanrichten
Besmetting
Er is direct contact met de bron geweest
Bron aangeraakt, radioactief materiaal ingeslikt of ingeademd
Er zit radioactief materiaal op of in je
Het gevaar blijft, ook al wordt de bron weggehaald of uitgezet
Je bent zelf ook een bron geworden
Problemen oplossen waarbij de halveringstijd of halveringsdikte een rol speelt.
Halveringstijd
Vervalkromme= De grafiek die het aantal vervallen kernen weergeeft tegenover de tijd.
Halveringstijd= De tijd dat de helft van de radioactieve isotopen vervallen.
Voor het aantal isotopen dat na een bepaalde tijd nog niet is vervallen bereken je met de volgende formule:
met
N is het aantal isotopen op een bepaalde tijd
N0 is het aantal isotopen in de begin situatie
t is de tijd die verstreken is vanaf het begin, in s
is de halveringstijd in s
n is hoe vaak je deelt
In BINAS tabel 25 staan in de zesde kolom de halveringstijd vermeld. Erg instabiele isotopen vervallen snel. Deze hebben een kleinere halveringstijd: het duurt kort voordat de helft vervallen is.
Activiteit
Activiteit= Het aantal deeltjes dat per seconde vrijkomt.
De gemiddelde activiteit bereken je met:
is de gemiddelde activiteit in Bq
is de verandering van het aantal deeltjes
is de tijdsduur in s
Wil je de
|