5.Klassikale herhaling: De windroos en het kompas.
|
|
|
20 min.
|
|
8, 9
|
|
powerpoint, beamer, werkbundel, kompas
|
|
|
|
|
Richtvragen
Wat is dit?
(Een windroos)
Wat moet er op de rode puntjes komen?
(De hoofdwindrichtingen)
Kan er iemand de hoofdwindrichtingen opsommen en aanduiden op de windroos?
(Noorden, oosten, zuiden, westen)
Kent er iemand een hulpmiddeltje om dit te onthouden?
(Nooit Opstaan Zonder Wekker)
Waar komt de zon op?
(In het oosten)
Waar staat hij ’s middags het hoogst?
(In het zuiden)
Waar gaat de zon onder?
(In het westen)
Waar komt de zon nooit?
(In het noorden)
Wat moet er op de blauwe puntjes komen?
(De tussenwindrichtingen)
Kan er iemand de tussenwindrichtingen opsommen en aanduiden op de windroos?
(noordoosten, zuidoosten, zuidwesten, noordwesten)
Zoals we daarnet besproken hebben, zie je op een kompas een gekleurde, magnetische naald en een windroos met windrichtingen.
Hoe moet je dit hanteren?
(Je legt het kompas plat. De gekleurde, magnetische naald moet op het noorden liggen. Zo kan je je oriënteren.)
Wat gebeurt er als we het kompas bij een metalen tafel of elektriciteitskabel of andere metalen voorwerpen houden?
(De magnetische naald wordt beïnvloed en wijst niet meer naar het noorden.)
Opdracht
De leerlingen maken opdracht 6 in de bundel individueel. We verbeteren klassikaal.
|