3.Individuele inoefening: Luchtfoto’s en kaarten vergelijken
|
|
|
10 min.
|
|
1, 3
|
|
powerpoint, beamer, werkbundel
|
|
|
|
|
Opdracht
De leerlingen nemen hun bundeltje bij opdracht 4. Daar vergelijken ze de luchtfoto’s met kaarten en verbinden deze. Daarna verbeteren we klassikaal.
4.Klassikale aanbreng: Soorten kaarten
|
|
|
15 min.
|
|
4, 5, 6, 7
|
|
powerpoint, beamer, werkbundel
|
|
|
|
|
Instructie
Er bestaan heel wat soorten kaarten. We zullen er vijf bespreken.
Dit is een stafkaart.
Wat zie je op deze kaart?
(Kleine wegjes, verschillende lijnen die de hoogtes aanduiden, bossen, straten, …)
Waarvoor zouden mensen deze kaart gebruiken?
(Om te gaan wandelen.)
Dit is een plattegrond of stratenplan.
Wat zie je op deze kaart?
(Straten, parken, stations, …)
Waarvoor zouden mensen deze kaart gebruiken?
(Om de weg te zoeken, om zich te oriënteren.)
Dit is een landkaart.
Wat zie je op deze kaart?
(Belangrijke rivieren, steden, grenzen, provincies, …)
Waarvoor gebruik je zo’n kaart?
(Om de belangrijke steden en rivieren te weten te komen.)
Dit is een wegenkaart.
Wat zie je op deze kaart?
(Hoofdwegen, kleine wegen, afritten, opritten, …)
Waarvoor gebruik je zo’n kaart?
(Om met de auto op reis te gaan en de snelste of veiligste wegen te nemen.)
Dit is een wereldkaart.
Wat zie je op deze kaart?
(Verschillende landen, oceanen, werelddelen, hoofdsteden, …)
Waarvoor gebruik je zo’n kaart?
(Om een reis te plannen, …)
Welke kaart zouden wij gebruiken tijdens onze oriëntatietocht?
(plattegrond of stratenplan)
Opdracht
De leerlingen maken opdracht 5 in de bundel. Ze noteren de juiste naam bij de juiste kaart. We verbeteren klassikaal.
|