1.Klassikale inleiding: Hulpmiddelen om je te oriënteren
|
|
|
10 min.
|
|
|
|
powerpoint, beamer
|
|
|
|
|
Motivatie
Ik vertel aan de leerlingen dat we donderdag een oriëntatietocht gaan maken door het dorp maar dat we daarvoor nog enkele belangrijke zaken moeten leren. Dit gaan we bespreken in deze les.
Instructie
We gaan niet zomaar wandelen in het dorp want zo lopen we verloren. We gaan ons wegwijs maken in het dorp. Dus we gaan ons moeten oriënteren.
Richtvraag
Met welke hulpmiddelen zouden we ons kunnen oriënteren in het dorp?
(Kaart, kompas, de zon, windroos (op kerk), …)
Indien de leerlingen kaart of kompas antwoorden, projecteren we een foto hiervan en kunnen we dit verder bespreken.
Wat zie je allemaal op een kaart?
(straten, parken, stations, …)
Hoe ziet een kompas eruit?
(Er is een gekleurde naald en een windroos met windrichtingen.)
Instructie
Dit zijn allemaal goede voorbeelden, maar donderdag zullen we vooral werken met kaart en kompas.
Richtvragen
Hoe wordt een kaart gemaakt?
(Men neemt een luchtfoto vanuit een vliegtuig of helikopter. Van deze foto maken ze met de computer een kaart.)
De mensen die deze kaarten maken, noemt men cartografen.
Opdracht 1
Ik projecteer 3 verschillende foto’s van de kathedraal in Antwerpen.
Welke foto’s zijn geschikt voor een kaart te maken?
Opdracht 2
Ik projecteer de kaart en luchtfoto van Xhoris.
Wat zijn de verschillen tussen de luchtfoto en de kaart?
(luchtfoto: huizen, gebouwen, bomen, kleuren zoals ze echt zijn, …
kaart: veel vlakken, alles is getekend, straten komen duidelijk uit, geen gebouwen, …)
Opdracht 3
Nu spelen we zelf cartograaf. Jullie hebben in je bundel een luchtfoto van Xhoris. We gaan hiervan een kaart maken.
Hoe zouden we dat gemakkelijk kunnen doen?
(Door ons blad tegen het raam te houden, zien we duidelijk de straten)
Differentiatie
De snelle werkers mogen ook van de luchtfoto van Waregem een kaart maken.
3.Individuele inoefening: Luchtfoto’s en kaarten vergelijken
|
|
|
10 min.
|
|
1, 3
|
|
powerpoint, beamer, werkbundel
|
|
|
|
|
Opdracht
De leerlingen nemen hun bundeltje bij opdracht 4. Daar vergelijken ze de luchtfoto’s met kaarten en verbinden deze. Daarna verbeteren we klassikaal.
4.Klassikale aanbreng: Soorten kaarten
|
|
|
15 min.
|
|
4, 5, 6, 7
|
|
powerpoint, beamer, werkbundel
|
|
|
|
|
Instructie
Er bestaan heel wat soorten kaarten. We zullen er vijf bespreken.
Dit is een stafkaart.
Wat zie je op deze kaart?
(Kleine wegjes, verschillende lijnen die de hoogtes aanduiden, bossen, straten, …)
Waarvoor zouden mensen deze kaart gebruiken?
(Om te gaan wandelen.)
Dit is een plattegrond of stratenplan.
Wat zie je op deze kaart?
(Straten, parken, stations, …)
Waarvoor zouden mensen deze kaart gebruiken?
(Om de weg te zoeken, om zich te oriënteren.)
Dit is een landkaart.
Wat zie je op deze kaart?
(Belangrijke rivieren, steden, grenzen, provincies, …)
Waarvoor gebruik je zo’n kaart?
(Om de belangrijke steden en rivieren te weten te komen.)
Dit is een wegenkaart.
Wat zie je op deze kaart?
(Hoofdwegen, kleine wegen, afritten, opritten, …)
Waarvoor gebruik je zo’n kaart?
(Om met de auto op reis te gaan en de snelste of veiligste wegen te nemen.)
Dit is een wereldkaart.
Wat zie je op deze kaart?
(Verschillende landen, oceanen, werelddelen, hoofdsteden, …)
Waarvoor gebruik je zo’n kaart?
(Om een reis te plannen, …)
Welke kaart zouden wij gebruiken tijdens onze oriëntatietocht?
(plattegrond of stratenplan)
Opdracht
De leerlingen maken opdracht 5 in de bundel. Ze noteren de juiste naam bij de juiste kaart. We verbeteren klassikaal.
5.Klassikale herhaling: De windroos en het kompas.
|
|
|
20 min.
|
|
8, 9
|
|
powerpoint, beamer, werkbundel, kompas
|
|
|
|
|
Richtvragen
Wat is dit?
(Een windroos)
Wat moet er op de rode puntjes komen?
(De hoofdwindrichtingen)
Kan er iemand de hoofdwindrichtingen opsommen en aanduiden op de windroos?
(Noorden, oosten, zuiden, westen)
Kent er iemand een hulpmiddeltje om dit te onthouden?
(Nooit Opstaan Zonder Wekker)
Waar komt de zon op?
(In het oosten)
Waar staat hij ’s middags het hoogst?
(In het zuiden)
Waar gaat de zon onder?
(In het westen)
Waar komt de zon nooit?
(In het noorden)
Wat moet er op de blauwe puntjes komen?
(De tussenwindrichtingen)
Kan er iemand de tussenwindrichtingen opsommen en aanduiden op de windroos?
(noordoosten, zuidoosten, zuidwesten, noordwesten)
Zoals we daarnet besproken hebben, zie je op een kompas een gekleurde, magnetische naald en een windroos met windrichtingen.
Hoe moet je dit hanteren?
(Je legt het kompas plat. De gekleurde, magnetische naald moet op het noorden liggen. Zo kan je je oriënteren.)
Wat gebeurt er als we het kompas bij een metalen tafel of elektriciteitskabel of andere metalen voorwerpen houden?
(De magnetische naald wordt beïnvloed en wijst niet meer naar het noorden.)
Opdracht
De leerlingen maken opdracht 6 in de bundel individueel. We verbeteren klassikaal.
6.Klassikale instructie: Kaart oriënteren met behulp van een kompas
|
|
|
15 min.
|
|
10, 11, 12
|
|
powerpoint, beamer, werkbundel, kompas
|
|
|
|
|
Instructie
Op de meeste kaarten zie je een windroos staan of zijn de windrichtingen aangeduid. Zo kunnen we ons rap oriënteren.
(Projectie van kaarten met windroos)
Dit is niet op alle kaarten zo.
Wat kunnen we doen om ons te oriënteren met een kaart zonder windrichtingen?
(We weten dat het noorden altijd bovenaan is op een kaart. We leggen ons kompas met de gekleurde naald naar het noorden. Dan draaien we de kaart tot dat het noorden van de kaart samenvalt met de naald van het kompas.)
Opdracht
Oriënteer de wereldkaart met behulp van je kompas.
Wijs naar de Noordpool.
Wijs naar Amerika.
Wijs naar Australië.
We doen hetzelfde met de kaart van Xhoris.
7.Afronding: Voorwerp zoeken op het domein met behulp van een kompas
|
|
|
10 min.
|
|
10
|
|
knuffel, beschrijving, kompas
|
|
|
|
|
Verloop
Maandag hebben we plaatsen gezocht waar we verschillende voorwerpen kunnen verstoppen. We maken hiervan een beschrijving. Aan de hand van een aantal instructies en met behulp van een kompas proberen de leerlingen de verstopte voorwerpen te vinden.
Organisatie
We verdelen de klasgroep in 5 groepjes. Elk groepje beschikt over een instructiekaartje en een kompas.
Evaluatie
van je didactisch handelen | Dinsdag was het heel warm in Xhoris. Ik vreesde dat de leerlingen dus niet aandachtig zouden zijn. Toch kreeg ik snel de aandacht van hen. Ik probeerde te werken met een hoog tempo zodat de les niet vervelend zou worden. Ik zorgde voor heel wat leerlingenactiviteit. Er was veel afwisseling tussen klassikale instructies, zelfstandig werk, partnerwerk, … De tijd had ik wel fout ingeschat. De les was veel sneller gedaan dan voorzien. Gelukkig had ik nog enkele tussendoortjes bij de hand. |