Een van de eerste leerplanschema’s ontstond in 1994 bij een technische Hbo opleiding (tabel 1). Alle keuzen van een school of opleiding staan hierin. De keuze van de leerstof [blauw], de keuze van de manier van leren [rood] en de keuzen in de organisatie van een school of opleiding [groen].
Amsterdam - Niderlandiya poy-taxti. Amstel daryosining quyilish yeri-da joylashgan. A. mamlakatning muhim iqtisodiy markazi, aholisi soniga ko‘ra eng katta shahri, yirik dengiz porti (yuk oboroti 20 mln.t. dan ortiq)
Door haar eenvoud overtuigde het veel docenten om daadwerkelijk te starten met een nieuwe vorm van projectonderwijs. Deze projecten kenden een opdrachtgever die in zijn probleemsituatie een bepaald product vroeg. Tijdens het ontwikkelen en verantwoorden van het product, leerden studenten veel kennis. Docenten ondersteunden het project met flankerende [kern]vakcolleges. Ze waren bang dat studenten in een project te weinig kennis verwierven. Dit flankerend onderwijs bleef een lastige. Docenten die deze lessen gaven zagen het wel zitten, vooral de blauwdrukdenkers. Ze konden precies voorspellen op welk moment studenten een stukje theorie nodig hadden. Bij studenten werkte dat zo niet. Het werken aan een project was andere koek, dan het volgen van een college. In een project is het de dynamiek van iets willen, iets ontdekken, iets ontwikkelen en dan checken of dat een probleem oplost. Studenten verdeelden de boeken en lazen alleen het bruikbare . In een college gaat het vooral om luisteren naar de uitleg van theorieën en concepten en om deze theorie aan de hand van een of meer voorbeelden of opgaven toe te passen. Bij de sociale opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam deed een docent onderzoek naar de effecten van flankerend onderwijs door het in een bepaald jaar niet te geven. De projectresultaten van studenten leden er niet onder, was zijn conclusie. Veelal werken beide leerwijzen elkaar tegen. Sommige projectgroepen wachten bijvoorbeeld de colleges af, om daarna precies te doen wat de docent uitlegde. Valse dynamiek noemen we dat nu. De ene leerwijze loopt de andere voor de voeten. Waar gaat het nu om vragen studenten zich af? Ontdekken of toepassen? Het tegelijkertijd sturen van twee leerwijzen leidt tot veel irritaties bij studenten en schiet doelstellingen voorbij. Vanaf dat moment waren we tegenstander van flankerend onderwijs en just in time onderwijs. Leerwijzen zijn gescheiden, omdat ze studenten aanspreken met een andere leerdynamiek. Is het leren van de wedstrijd de ene leerwijze, het leren tijdens de training de andere. Het principe - tijdens de wedstrijd wordt niet getraind. Het was de start van het leerlijnenmodel.
5 Leerlijnen
Tabel 2 - de leerstijlen van Kolb. [Experiential learning New Jersey 1984] / Tabel 3 - de door ons aangepaste versie.
Kolb hielp ons met het aantal leerlijnen. De leerstijlen van Kolb (tabel 2) waren voor ons begrijpelijke leerwijzen. We gebruikten ze bijvoorbeeld al als checklist bij het schrijven van een projectopdracht. Een projectopdracht mocht niet eenzijdig sturen in een of twee leerwijzen. Maar gebeurde dat ook? Intuïtief wisten we al dat een ontwerpopdracht voor beroepsproduct zich afspeelde op het beleidsniveau van een organisatie. Een helpdesk ontwerpen voor de eigen school, het geven van voorlichting over het gebruik van foliumzuur, het zijn goede voorbeeld van projecten uit de vmbo ict route. Maar welke leerwijzen hoorden daar bij? Was dit nu concreet ervaren of abstract conceptualiseren of alle leerwijzen tegelijkertijd. We konden het niet nagaan. Om het toch te checken, vroegen we ons af – welk resultaat levert het nu op als men een leerwijze gebruikt heeft? Het antwoord was - voor elke leerwijze verschillend - een ervaring, werkmodellen [praktische en cognitieve] en concepten. Het schema in tabel vier gebruiken we nog steeds voor het schrijven van en projectopdracht. Het is ook de basis van de vijf leerlijnen [tabel 5].
-
4. Product
| -
Ervaring - een echte situatie of via een casus.
|
-
Methodische en praktische beslissingen
|
-
Conceptuele verantwoording van gemaakte beslissingen of keuzen
|
Tabel 4 – de elementen van een projectopdracht
Elke leerlijn kent haar eigen leerdynamiek - een eigen startpunt, een eigen motor en een eigen gerichtheid. Op de conceptuele lijn staan concepten centraal. Op de stagelijn de ervaringen. Op de conceptuele lijn leren leerlingen door abstract te conceptualiseren. Op de stagelijn leren ze door te reflecteren over hun eigen activiteiten. Een voorbeeld - in een MBO cursus worden diëten geleerd. Aan de hand van concrete casussen van bejaarden in een zorgcentrum werken leerlingen aan ontwerpen van allerlei diëten – cholesterol vrij, natrium arm, eiwit rijk. Praktisch leren ze de samenstelling van dergelijke menu’s door in concrete situaties met voorstellen te komen. Achterliggende kennis van cholesterol, eiwitten en natrium in het lichaam is noodzakelijk bij de verantwoording van de menukeuze voor deze zorgvrager. In de cursus wordt veel tijd besteed aan deze concepten en de wijze waarop ze methodische keuzen van diëten beïnvloeden. (methodiek}
Diëten kunnen ook geleerd worden in de stage. Dan is er weinig tijd voor achterliggende kennis. Bejaarden hebben trek. Helpen bij de dagelijkse rituelen is de leermotor van een stage.
Naam leerlijn
|
Motor van het leren
|
Gerichtheid
|
Taak docent:
|
Stage –reflectie leerlijn
|
Leren van het ritme van de alledaagse praktijk
|
Morgen moet het beter
|
Ondersteuning van de reflectie op ervaring
|
Integrale lijn
|
Leren van het maken van een beroepsproduct in een specifieke (probleem)situatie
|
Ontdekken en ontwikkelen van een beroepsproduct en de theoretische verantwoording
|
Het coachen bij het maken van plannen.
Het beoordelen vanuit het standpunt van de opdrachtgever
|
Een of meerdere conceptuele lijnen
|
Leren door het leren gebruiken van de systematiek van concepten
|
Concepten systematisch leren kennen en daarmee patronen leren zien.
|
Uitleggen
Verbanden laten zien
Rolmodel
|
Trainings of practicalijn
|
Leren door het oefenen van beroeps- vaardigheden
|
Beter worden in X
|
Voordoen - nadoen
Het geven van professionele feedback
|
Studie- en loopbaanbegeleiding
|
Alledaagse studie- en 'beroeps'-ervaringen
|
Betekenis geven vanuit een levensthema en het toekomstige beroep.
|
Ondersteunen door confronteren en coachen
|
Tabel 5: het leerlijnenmodel
Verschillende type opdrachten
Dick de Bie formuleerde in 1999 iets heel bijzonders: ‘onderwijs als opdracht’. [Bohn Stafleu 1999]. Het zijn de opdrachten die het leren sturen van leerlingen en studenten. Niet in de vorm van huiswerkopdrachtjes of rekensommen, maar opdrachten die er toe doen. Opdrachten, die studenten en leerlingen sturen om een beroepstaak of culturele taak uit te voeren en niet alleen in projecten. De ‘onderwijs als opdracht’ gedachte botst zelfs nu nog met lespraktijken in het onderwijs. Veel leerkrachten die voor de klas staan en de uitleg het belangrijkste middel vinden om leerlingen te laten leren. “Vandaag gaan we het hebben over …” en dan komt er een vakonderwerp en een uitleg. Na de uitleg worden opgaven gemaakt en na een tijdje worden soortgelijke opgaven gebruikt om te beoordelen of er geleerd is. Als leerlingen opdrachten maken wordt het lesgeven of uitleggen door leerkrachten niet afgeschaft. Het lesgeven en uitleggen blijft bestaan, maar nu als ondersteuning bij het maken van een opdracht. In de les over diëten, zal een uitleg over cholesterol en eiwitten belangrijk zijn. De uitleg krijgt kracht omdat leerlingen menu’s inrichten. Conceptuele opdrachten vragen van een leerkracht om uitleg en voordoen. Bij projectopdrachten is de leerkracht veel eerder coach en opdrachtgever. De stageopdrachten komen van de stagegever en de leerkracht ondersteunt leerlingen bij het navertellen van hun ervaring.
De organisatie van een leerplan
Een leerplanschema geeft een samenvatting van de opdrachten voor leerlingen in dat studiejaar. De opdrachten zijn geordend op onderling gescheiden leerlijnen. Dat bepaalt de wijze van leren en de rol van de leerkracht. Het leerlijnenmodel is ook bedoeld om het werken aan verschillende soorten opdrachten organiseerbaar te maken. Verdeel het jaar in 6 gelijke perioden, bijvoorbeeld van 6 weken. Leren is niet lineair. Projecten, cursussen en trainingen kunnen in elke volgorde in dat jaar aan de orde komen. Ze worden ieder afzonderlijke begeleid of gegeven door 1 docent. Bij een project staat maar één coach aan de zijlijn. Projecten, cursussen en trainingen hebben onderling een zelfde studieomvang. Ze zijn niet van elkaar afhankelijk. Er zit een begin en een einde aan een opdracht en elke zes weken levert een project of een cursus of training nieuwe resultaten op. De leeromgeving wordt zo eenvoudig van structuur. Het model is simpel,bruikbaar en maakt de onderwijsorganisatie flexibel, horen we vaak managers zeggen nadat ze het ingevoerd hebben.
Het leerlijnenmodel is een denkmodel voor de blauwdruk, de roodruk en de groendruk van een school. Het helpt als een kompas bij de inrichting van leerplannen van opleidingen, routes en scholen. Ook in het algemeen voortgezet onderwijs!