• Smytegelt maakte in Goes buitengewone opgang.
  • DR. M. J. A. De vrijer hoogleraar te utrecht




    Download 1.67 Mb.
    bet3/10
    Sana02.01.2020
    Hajmi1.67 Mb.
    #8165
    1   2   3   4   5   6   7   8   9   10

    APPENDEX

    "Ondertekenings-formulier der Belijdenisschriften van de Neder­landse Hervormde Kerk, ondertekend door de predikanten in de Klasse Zuid-Beveland van de jaren 1626 tot 1816":

    "Wij onderschreven dienaeren des Goddelijcken woorts resorterende onder de Classe van Suytbevelandt verclaeren oprechtelijck in goeder conscientie voor de Heere, met dese onse ondertekeninge, dat wij van herten gevoelen ende gelooven, dat alle de artyckelen ende stucken der Lere in dese confessie ende Catechismo der Neder­lantsche Gereformeerde kerken begrepen, mitsgaeders de verclaeringe over enige pointen der voorseyde Lere in de Nationale Synodo Anno 1619 tot Dordrecht gestelt, in alles met Godes woordt overeen­commen. Beloven derhalven, dat wij die voorseyde Lere neerstelijck sullen leren en getrouwelijck vorenstaen, sonder yet tegen de selfde 't sij opentlijck ofte in het bijsonder, directelijck ofte indirectelijck te leren ofte te scrijven: gelijck oock dat wij niet alleen alle dwaelingen daer tegen strijdende, ende namentlijck die in die voorseyde Synodo gecondemneert sijn verwerpen, maer oock sullen tegenstaen, weder- leggen, ende helpen weeren. Ende indien het soude mogen gebeuren, dat wij naer desen enich bedencken ofte gevoelen tegen de voorseyde Lere, ofte enich point der selver souden mogen crijgen, beloven wij, dat wij 't selve nog opentlijck, nog hijmlijck sullen voorstellen, drijven, predicken, ofte scrijven: maer dat wij 't selve al voren de kerkenraet, Classi, ende Synodo, sullen openbaeren, om van de selve geexamineert te worden, bereijt sijnde het oordeel der selven altijt gewillichlijck ons te onderwerpen, op pene, dat wij hier tegens doende, ipso facto, van onsen dienst sullen sijn gesuspendeert. Ende indien t'enigen tijde de Kerkenraet, Classis ofte Synodus soude mogen goet vinden om gewichtige oorsa'ecken van nae dencken tot behoudinge van de enicheyt ende suyverheijt in de lere, van ons te verheychen, onse naeder gevoelen ende verclaeringe van enich Artyckel van de voorseyde Confessie, Catechismus, ende Synodaele verclaeringe - soo beloven wij oock mits desen, dat wij daer toe tot allen tijden sullen bereijt ende willich wesen, op pene als boven; Behoudens 't recht van appel in casu van beswaernisse, gedeurende welcken tijt van appel, wij ons nae de Uetspraecke en de ordre des Synodi Provincialis sullen reguleren" 1).


    1) Archief voor Ned. Kerkgeschied., 's-Grav. 1387, medegedeeld door Dr E. IVIoll, blz. 327-336.

    1) Notulenboek Kerkeraad van Borssele, in dato.

    25
    door Ds H. J. Budding (in de dagen der Separatie, 1836, als predikant van Biggekerke afgezet), een profetisch volksprediker, de religie volstrekt in het dagelijksch leven plaatsende, met een onbeperkt geloof aan de oneindigheid der liefde Gods, - door zijn vereerders "Vader" Budding genoemd. Een man van even afzonderlijke geeste­lijke statuur was de zeer begaafde, fel-bewogen, vijf jaar door het "Christelijk-spiritisme" gegrepen opwekkingsprediker Ds D. P. M. Huët, die na zeer bewogen jeugdjaren, - na een predikantsdienst in het Gereformeerde Veendaal (samen met Dr Ph. J. Hoedemaker) en onder beïnvloeding door de Brighton-Conferentie van 1875 (die ook Dr A. Kuyper een tijdlang vervulde), - in 1878 te Goes predikant werd in de Hervormde Kerk (tot zijn overlijden in 1895) en in deze Gemeente diepe voren trok in het voetspoor van Budding 1).
    Smytegelt maakte in Goes buitengewone opgang.

    De Gemeente onderscheidde zeer wel zijn geestelijk type - men gewaagde dank­baar, dat "de dagen van Barenzonius en Witsius" waren weergekeerd. Er was samenbinding onderling en met de verdrukte christenen elders. Op de Zuid-Hollandse Synode van 1688 te Delft "rnaeckt D. Does­burgh bekend, dat Syn E. was toegesonden door D. Johannes Leydecker, predicant ter Goes, de summe van 35 ducatons, zijnde een liberale gifte van de classe van Suyd-Beveland voor de kercken van Gulick". Witsius had niet in een overdreven idealisering van het heerlijke geestelijke leven in Goes geroemd. Dan: de vlammende sympathie der Zeeuwen in 't bijzonder t. a. z. van de voor en na de herroeping van het edict van Nantes in 1685 gruwelijk gekwelde hugenoten. Zeeland beantwoordde de dragonnades van de Zonnekoning zelfs met représailles tegen de Rooms-katholieke priesters 2).

    De la Ruë deelt mede, dat Smytegelt "een schrander oordeel had, groot doorzigt in daaglyx voorvallende zaaken, en een Leraar noodige geleerdheid". "Hy was zeer bedreeven in de Resolutien van Staat en Kerkordeningen, vol ontzag 3) in Classicale Vergaderingen, overredende in zyne Advyzen". Evenzoo schrijft Smytegelt's op­volger te Middelburg, Ds A. W. de Beveren: "Zyne Advyzen wist hy klaer, hertelyk en overredende voor te stellen: die met opmerking aengehoort, en al meest wierden opgevolgt: de gemeene toevlucht van Predikanten, Gemeintens en particulieren, die raed en daed noodig hadden" 4).

    Wijsheid en geestelijke ruimte naast beginselvastheid waren hem eigen. Inderdaad, Smytegelt behoefde en betoonde èn in zijn Goessche jaren èn daarna in de veertig te Middelburg klare bezonnenheid, profetischen moed, priesterlijke bewogenheid bij


    1) Biographisch Woordenboek van prot. Godgel., sub voce: 1-Iuët.

    2) Acta Z. H. Syn., dl VI blz. 42. - Over de représailles, zie Prof. Dr A. A. v a n Schelve n, Het Calvin. ged. zijn bloeitijd, Amsterd. 1943, blz. 279.

    2) ontzag inboezemend.

    1) B. S m y t e g e 1 t, Des chr. heil en cieraat, Voorreden, blz. 26.

    27
    de velerlei politieke en kerkelijke beroeringen, in welker midden hij zijn herderlijke taak te vervullen had. Niet bij geval werd Smytegelt de predikant der XVIIIe-eeuwse Republiek, wiens stempel zich op zijn gemeenteleden en hun telgen het allerdiepst drukte.

    In 1692 heerste er - wat Jan Wagenaar noemt - "een geweldige beroerte" in Goes. Deze was 's jaars tevoren reeds begonnen 1). De regering der Stad was verdeeld in twee partijen van gelijke sterkte. De eene groep onder leiding van de baljuw, d. w. z. de grafelijke officier en Stedehouder van de Prins, Cornelis Eversdijk, de burge­meester Ferdinand Gruward en enige Schepenen, wilde het gezag van Willem III als erfstadhouder van Zeeland ongeschonden hand­haven. De tegenover haar staande partij, aangevoerd door Burgemeester Adolph Westerwijk en enige Schepenen legde allen nadruk op de privilegiën der Stad. Deze laatste groep wist in December 1691 door te drijven, dat haar candidaten Nicolaas Eversdijk en Joan van der Hille als stadsrentmeesters werden beëdigd. De stemmen hadden gestaakt en de baljuw wilde aan zijn stem beslissende kracht geven. Hiertegen verzetten zich burgemeester Adolph Westerwijk en zijn aanhang.

    Beide partijen wendden zich tot Willem III. Deze wilde de beslissing laten rusten, tot hij zijn gemachtigden zou hebben gehoord. Op St. Jansdag, 22 Juni 1692, echter kwam er een volksoploop, die van langer wachten niet wilde weten, doch nu onmiddellijke verkiezing der twee Rentmeesters eiste. 't Welk geschiedde. Willem III was over dit gebeuren ten hoogste gebelgd. In de terugzetting van de macht van de baljuw was het Stadhouderlijk gezag geschonden. De Prins, die van het Loo naar zijn leger in de Spaanse Nederlanden was afgereisd, beval op 17/18 Juli 1692 - Smytegelt was bij dit alles nog geen twee maanden in zijn nieuwe Gemeente! - een regiment en acht compagnieën soldaten naar Goes te trekken om met wapen­geweld zijn stadhouderlijk gezag hoog te houden.

    De partij van Adolph Westerwijk echter stelde zich te weer op grond van de privilegiën der Stad Goes. Immers artikel 2 van de "Satisfactie" van 1577 stelde vast, dat Goes "niet verplicht was om tegen de wil zijner regering bezetting te ontvangen 2).

    De inlegering moest geschieden met voorweten en toestaan van de Stadsoverheid". Naar dit artikel had Willem III dus geen recht zijn soldaten te bevelen Goes binnen te trekken zonder de wil der stedelijke Overheid. Doch het artikel werd nièt geëerbiedigd.
    1) Pamfletten over deze onlusten, zie: Dr W. P. C. Knutte 1, Catal. pamfletten K.B., 's-Grav. 1900, dl III n°. 13787-13800. - Catal. Pamfletten Prov. Bibl. v. Zeeland, dl I op 1691, 1692. - Catal. Bibl, Stad Goes, le gedeelte, blz. 36, vermeldt een Hand­schrift: De ontstelde Gans, ofte Goese Mercurius over de jare 1692 .... door een borger der voorschreve stad, Alsmede de apologie van Adolv Westerwijk etc.

    2) Historie van de Satisfactie in het jaar 1577, Goes 1777, blz. 293 vgg.

    28
    De Stadhouderlijke troepen omsingelden de 13en Augustus de stad. Daags daarna zond de broeder van Adolph Westerwijk Secretaris van Goes, namens "burgemeesters ende schepenen der stadt Goes, een brief om hulp over de andere Zeeuwse steden" 1):

    "Wij hebben goetgevonden aen u ed. agtb. te deputeren de heren Brauw ende Westerwijcq, om aen u ed. agtbare mondelingh voort te houden wat ons op gisteren is wedervaren, door het aenkomen van militie voor dese stad . ... Wij hadden sekerlijck verwagt, dat de voors, militie, considerende ons goet recht, order soude hebben gehad van het eyland aftetrecken; maer hebben ter contrarie ondervonden, dat dezelf haer heeft verdeelt rondom de stad, alle de poorten van buyten met wagens, ladders en andere instrumenten sodanigh besloten, ende alle de avenues naer de stad indiervoegen beset, dat geen enig mens daer uyt nog in kan passeren, levende rondom de stad op een militaire discretie. Wij hebben geen ander oogmerck als ons recht voor te staen, so als u ed. agtb. uyt de lecture van onse voors. resolutie sullen gelieven te sien, maer weten wel, dat wij in geen genoegsaem postuer sijn om sulx met borgers tegens gewelt van militie te doen, en daerom addresseren wij ons aen u ed. agtb. met versoek, wel te willen conside­reren de horrible consequentien, die in desen handel leggen, door dewelcke wij werden geplaegt ende overlast aengedaen, niet alleen door militie vande Unie, gerepartieert op de provintie van Zeeland, maer door militie vande Unie, gerepartieert op de provintie van Zeeland, die voor het meerder deel hare maandelijcke betalinge uyt deze stad moeten komen halen. Is dit te verantwoorden, so kander geen saek of onderneminge meer tegensproocken werden? Wij sien alle ogen­bliek vande wallen voor onse ogen, dat die selfde mannen, die over enige weecken geit uyt onse handen hebben komen ontfangen, nu dat selve gelt gebruycken, om onse goederen buyten de stad te ruineren, en dat in een tijt, dat de guarnisoenen ontbloot, het leger te velde is ende disavantages vanden viand heeft moeten lijden; wij seggen nogmael, so dit te verdragen is, dat geen order nogh recht in het land meer bestaet".

    Dan volgt een weergave van de houding der Goessche burgerij, die vergeleken bij een hedendaags beleg een melodramatischen indruk maakt! "Tot nogh toe is met geen scherp op de voors. militie, die wij voor vijandigh moeten aensien, met ons weten een schoot gedaen, maer wij sijn in vreese, dat wij de brandenden ijver van onse borgers ende ingeseten, so wel van vrouwen als mannen, niet lang sullen konnen tegenhouden; sij voorsien haer van alles en laden de veldstuckies, op de wallen geplant, met schroot, schreeuwende
    1) Afgedrukt in Codex Diplomaticus Neerland. (Histor. Gen.), Utr, 1852, II, 1 hl z. 99 vgg door Jhr C. A. R e t h a a n Mac ar é, Enige oorspr, stukken, betr, di woelingen in Zeeland 1655-1657 en 1692.

    29
    na ordre om los te branden; en daerom bidden wij om hulp van u ed. ag tb. en sodanigen voorsieninge, dat wij van dese vijandelijcke be­jegeningen mogen werden ontslagen, vresende andersints het verderf van een gedeelte van onse stad, daer aen wij moeten protesteren on­schuldig te sijn, nademael niet anders doen als ons recht te gebruycken".

    Een post-scriptum moest nog bijzonder op het hart der Zeeuwse burgemeesteren werken: "De heren gedeputeerden in het begin dezes gemelt, hebben door de nauwe besettinge van de stad, niet tegenstaende het expres versoek aen de heer colonel Ruytlant gedaen, uyt deselve niet konnen geraken, sulx wij genootsaeckt sijn geweest, tot het bestellen van desen brief te authoriseren de brenger dezes, die door eene bedekte passagie in het stille door stats vesten is ge­swommen".

    Twee dagen later, de 16en Augustus",sijnde de vierde dagh vande belegeringe der voors. stad" schreef Johannes Westerwijk opnieuw aan de andere Zeeuwse steden: "Men houd ons soo naauw besloten ende tracteert [ons] sodanigh, dat een openbaren vijand niet erger soude doen (het lossen van geweer alleen uitgesondert).

    "Men logeert op discretie en maakt sigh meester van huysen, schuyren en keten, men weygert acces en reces te water en te lande in een tijt, daer menigte mensen de oogst moeten bereyden om binnen de stad in te samelen. Men observeert de uytsluytinge so strict, dat het buyten gaende vee sijn dagelijckse last niet kan werden afgetrocken, daer over men het menigvuldigh gejol continueel in de stad moet horen, ende daer over mén van buyten ende binnen met bloot ende geladen geweer als rasende, tot secours van melckmeyden, tegens de anderen gestaen heeft .... Mensen, die uyt nood ofte om vermaek voor de berenninge te landerwaard waren, hebben niet anders als met veel moeyte, hazard ende heymelijck met swemmen in de stad konnen geracken.

    "Men heeft, gisteren na de middagh aan een geoccupeerde post over de stads vesten op de cingel, die om enige vrije passagie te faciliteren, ettelijcke uyren met gewelt was gesouteneert door eene attaque van 4 à 5 compagnien soldaten, als leeuwen tegen malkanderen gestaan met geweer aan geweer, onder het geschreeuw, soo van de wallen als op de cingels, van Lang leve de coningh van Engeland! maar de duyvel haal de baeljeu, daar het sekerlijck geschapen heeft gestaan, dat van wedersij de veele soude hebben connen sneuvelen, alsoo door de commandant iterativelijck volle order wierd gegeven ende geroepen, Geeft vier! Geeft vier! tot dat eyndelijck de borgers door het aankomen van versche compagnien soldaten genootsaekt wierden met capitulatie ordentelijck aftetrecken".

    Hulp van de andere Zeeuwse steden aan Goes daagde er echter niet op. Integendeel, zij stelden Adolph Westerwijk's partij in het ongelijk. Daarop verzochten op 21 Augustus de Regenten in meerderheid (twee tekenden niet) en de drie predikanten 1), voorts de officieren der Schutterij en de dekens der gilden bij schrijven aan Willem III het aftrekken van het krijgsvolk. Dit bezette nu drie dagen later de stad. Onder zijn bescherming werden door twee gemachtigden van de Stadhouder, de president van het Hof Rozeboom en de raads­heer Caen, de grieven onderzocht. de 21en September 1692 machtig­den de Staten van Zeeland Willem III de stadsregering te beëindigen.

    30

    Adolph Westerwijk en de andere leiders der oproerige beweging werden gevangen gezet en door de nieuwe burgemeesters en schepenen tot strenge straffen veroordeeld: Adolph tot de dood door ont­hoofding; zijn broer Johannes, Burgemeester Eversdijk en de kapitein der burgerij Van der Hille om met het zwaard boven het hoofd ge­slagen en verbannen te worden. De bezittingen der twee Burgemeesters werden geheel en die der andere twee voor de helft verbeurd verklaard. Het gezag van de Stadhouder moest krachtdadig gehandhaafd worden. Op de smeekbede der veroordeelden wijzigde Willem III de straf der twee Westerwijks in boeten en verbanning naar 's-Hertogenbosch "op eigene kosten" en verzekerde bewaring aldaar. Reeds 's jaars daarna keerde Eversdijk naar Goes terug, maar de twee Westerwijks werden eerst in 1697 uit de gevangenis ontslagen. Twee jaar later mochten zij naar Zuid-Beveland terug en na de dood van Willem III in 1702 weder naar Goes. Zelfs kregen zij bij eerste gelegenheid hun burgemeestersambt terug. Het Tweede Stadhouderloze tijdvak was aangebroken 2).



    Ten Stadhuize van Goes bleven bewaard twee "Verlij­brieven", "waarbij de heerlijkheid van Borsselen gesteld wordt ten name van Adolph Westerwijck de zoon" en "ten name van Adolph Westerwijck". De Westerwij eken bleven dus als burgemeesters èn met Goes èn met Borssele verbonden.

    Het optreden van Smytegelt gedurende deze revolutie is merk­waardig. Als voetiaan was hij orangist. Zijn houding ten aanzien van Burgemeester Adolph Westerwijk moest dus afkeurend zijn. Maar hij was herder en hij kende dezen Burgemeester uit zijn Borssele-sche periode krachtens diens Ambachtsheerschap. Toen nu Westerwijk zijn actie verloor en gevangen werd gezet, ging Smytegelt hem her­haaldelijk bezoeken - een daad van courage, immers in iemand, die nauwelijks intree had gedaan, konden deze bezoeken zeer gemakkelijk als anti-stadhouderlijke, politieke gestes worden gedoodverfd. De herder verhief zich boven de opinie van de man op straat, boven volksgunst. Ja, Smytegelt ging voor de man, die zijn geestverwant niet was, in persoon bij de Stadhouder Willem III pleiten.


    1) Er was één vacature.

    2) Jan W a ge n a a r, Vaderl. Historie, Amst. 17572, dl XVI blz. 203-230. - Vgl. Prof. Dr P. J. B 1 o k, Geschied. van het Nederl. Volk, Leiden 19142, dl III blz. 258. - Dr W. A. S. P i c c ar d t, Bijzonderheden uit de geschied. der stad Goes, Goes 1804, blz. 85-95,

    31
    Het is begrijpelijk, dat men zich te Goes bij zulk een verwarden toestand afvroeg, of men de bediening van het Heilig Avondmaal niet zou opschorten. De Magistraat wilde echter van zulk een uitstel niets weten. Het Kerkelijk leven behoorde zonder enige wijziging voort te gaan. In de vergadering van de Kerkeraad van Goes - aldus de "Notulen" op 20 December 1692 - "hebben de broederen predi­canten, nam. d. Tuijnman, d. Rotteveen en d. Smytegelt dese ver­gaderinge aengedient dat sy voorleden Woensdach waeren versocht ende geciteert om te komen voor het Coli. vande Heren vande Magi­straet, dat sij aldaer gecompareert sijnde, hadden verstaen, dat haere Achtb, het seer qual. opnamen, dat voorleden dag des H. het heijlig Avontxn, volgens gewoonte niet en was afgecondigt, dat oock gemelte Heren hadden gehoort, dat de kkenraet soude geresolveert hebben de bedieninge van het Avontxn, uijt te stellen, dat in gevalle van ja haere indignatie aftewachten hadde. Waer op gemelte onse predicanten hadden gerepliceert, dat sulx geensins en was geresolveert het Avontm, uyttestellen of oock te celebreeren, jae zelfs sulx niet eens en was voorleden saterdach in omvrage gebracht, om dat de kkenraed keer infrequent was, nadien maer 2 ouden. uyt de 8, benevens 3 predicanten tegenwoordig waeren; ende dat sij dese meijninge ende resolutie vande Heren ten eersten aen de kkenraed souden voordragen".

    Inderdaad had de Kerkeraad het Heilig Avondmaal nèch nu in December noch drie maanden tevoren durven afkondigen en doen bedienen "om de grote verworringe, drouvige onlusten en bitter­heden die daer alomme onder meest alle de ingesetene deser stad gesien en bespeurt wierden". Men besloot dit de Magistraat ter kennisse te brengen en dezen in overweging te geven - de Kerk, die de Burgerlijke Overheid in zake het Heilig Sacrament iets moet in overweging geven! -, of het niet beter was nog te wachten "tot dat de differenten door een generale amnestie souden sijn weggenomen ende rust en broederl, liefde soude vertonen en geouffent werden". Mocht de Overheid hier niet mede accoord gaan, dan wilde de Kerkeraad het oordeel van de Classis inwinnen.

    's Weeks daarna, op 27 December, werd de Kerkeraad door zijn Deportaten medegedeeld, dat de Overheid afwijzend tegenover beide voorstellen stond en alsnog zonder uitstel de bediening van het Heilig Avondmaal eiste. Zo niet, dan zou zij middelen gebruiken, die "dese vergaderinge niet sxnaeckel, souden wesen". De Kerkeraad handhaafde echter ondanks dit dreigen zijn recht en besloot advies aan de Classis te vragen "over dese importante saecke, als sijnde puijr kkel.". Men verzocht Burgemeester Gruywaert, die tevens ouderling was, dit bij de Regering "smaeckel. te maecken, dewijl sulx geentsints uyt disobedientie tegens haer achtb. maer enckel uijt perse van haer gemoet geschiede, vreesende tegens God te sondigen". Gruywaert, die de stemming zijner ambtgenoten in de Magistraat

    32
    wel kende, vreesde, dat dit geen effect zoude hebben en beval aan het Heilig Avondmaal af te kondigen, al mocht het dan nog drie of vier weken duren. Maar de Kerkeraad hield voet bij stuk.

    Den 6en januari 1693 richtte men tot de Classis-Zuid-Beveland twee vragen: "I. in hoeverre de kkenraed gehouden is 't bevel van de Achtb. Magist, als politijck sijnde, wegens dese saeck te erkennen en gehoorsamen? 2. desselfs raed wat de E. kkenraed omtrent de bedoelinge van 's Heeren Avontm. in de tegenwoordige gelegenth. tot de meeste nuttigh. en stigtinge der gemeijnte behoort te doen". Reeds daags daarna adviseerde de Classis het Avondmaal af te kondigen en na visitatie en ernstige waarschuwing aan de lidmaten, te celebreeren 1) en de Kerkeraad besloot dezen raad op te volgen.

    Te midden der politieke - en daardoor ook Kerkelijke - troebelen in zijn eigen, tweede gemeente, had Smytegelt nog de zorgen als "directeur" (consulent) van Borssele en van Ovezande-Driewegen. Borssele had hem slechts losgelaten onder de voorwaarde, dat hij die gemeente zou helpen tot zij een nieuwen leraar had gekregen 2). Dit getuigt ook van de aanhankelijkheid en het vertrouwen van Borssele t. a. z. van Smytegelt. Maar dit directeurschap vergde ook een grote mate van tact. Immers de Ambachtsheer van Borssele was Mr Adolph Westerwijk, burgemeester van Goes, en rondom dezen groepeerden zich alle politieke moeilijkheden van het jaar 1692 aldaar.

    In Driewegen had Smytegelt te strijden tegen de menigvuldige euvelen van het collatiewezen. De Ambachtsheer wilde n.l. eerst het horen van proponenten op de lange baan schuiven.
    Op 14 Mei 1692 - vlak voor Smytegelt's afscheid (op de 26sten) - vroeg Smytegelt aan de Classis advies. Het luidde: 1. de Heer van Driewegen op een "minne­lyke" wijze aanspreken; 2. een vergadering van het Collegium Qualifica­t uren beleggen; 3. Gedeputeerden uit de Classis naar de Ambachtsheer senden.

    De Ambachtsheer legde zich er nu bij neer, dat er een beroep uit­gebracht zou worden te Driewegen, doch probeerde de daaraan ver­bonden kosten te verhalen op de beroepene! Toen op 20 Maart 1693 Ovezande-Driewegen approbatie aanvroeg werd deze door dc Classis slechts onder protest verleend. Hare "Acta" spreken: "welcke beroepinge, alles behoorlyk ondersoght en wel bevonden synde, is geapprobeert. Dogh overmits van vele Broederen aen­gexnerckt en na ondersoek bevonden is, dat de Ed. Ambaghts Heer de kosten der beroepinge niet alleen na de beroepinge heeft soeken ce leggen op de beroepenen ende ook al enigsins, dogh met vrijwilligheyt van D. Beijselaar, geleght heeft, maar ook dat syn Ed. het se Ive ook als een conditio voor de beroepinge aan D. Beijselaar, volgens

    1) Acta Classis Zuid-Beveland op 7 Januari 1693. II) Zie blz, 24 hiervoor.

    33
    sijn eygen bekentenisse, heeft voorgehouden, is geresolveert om alle swaarigheden en quade gevolgen voor te komen, dat de beroepingen in 't toecomende op sulken wyse voorcomende (namentlijk datter van de E. Ambaghts Heren contracten souden gemaakt worden voor de beroepinge met predikanten of proponenten om de kosten der beroepinge 't hare laste te nemen) niet als wettigh sullen worden aan­gemerckt; ende dat de Ed. Ambaghts Heer van Drijwegen hier om van onse E. gedeputeerden sal aangesproken worden, en sijn Ed. dese resolutie aangeseght" 1).

    De klachten over de Ambachtsheren waren in de Zuid-Bevelandse Kerk van ouden datum. Immers de "Acta" van de Zeeuwse Synode van 1620 te Goes vermelden: "Van de officieren ende wethouders ten platten lande van Zuijt-bevelandt is bij de ghedeputeerden derzelfr classe ende verscheijden andere predicanten een zeer ernste­lijcke clachte ghedaen ende de sijnodo verthoont, wat groter on­heijlen ende schade haere kercken ghevoelen, omdat tot officieren ende wethouders werden ghestelt personen, niet alleen gheen lidt­maten der Ghereformeerde kercke zijnde maer openbaere vijanden derzelfr, rechte aenleijders om buijttenlants met grote troupen ter missen te lopen, de voornaempste om de mispriesters in haere huijsen te ontfangen ende voorts openbaere spotters van de Ghereformeerde religie ende belijders van dien. Is daeromme bij de sijnodo oock noodich gheachtet aen de Ed. Mog. heren Staten van Zeelandt met allen ernst te versoucken, dattet haere Ed. Mog. ghelieve de ambachts­heren te belasten, in haere respectective ambachtsheerelijckheden insonderheyt tot schouten ende secretarissen te stellen personen, die professie doen van de Ghereformeerde christelijcke religie, opdat de voorghemelde swaricheden ghebetert ende alsoo de gemeynten van Zuijtbevelandt te bequamer mochten ghestichtet werden. Is generalyck goetgevonden, dat aen de heren en ambachtsheren souden werden geschreven, dat van nu voortaen geen schouten ofte secretarissen by hun soude werde gestelt dan wesende van de Gerefor­meerde religie, ende dat men int verkiezen van de schepenen daerop mede soude letten, sooveel als doendelyck soude wesen" 2).

    De Nederlandse kerkelijke wereld, en de Zeeuwse in het bijzonder, was in Smytegelt's Goessche (en Middelburgse) tijd vervuld van de polemieken pro en contra Prof. H. A. Dr Balthasar Bekker, Ds Johannes Vlak en Ds Pontiaan van Hattem 3),. - iets minder over de Zwolsen voorzanger Barend Hakvoord. Roël, geboren in 1653, was van 1686 tot 1704 hoogleraar te Franeker

    1) Acta Classis-Zuid-Beveland, op 14 Mei en 26 Aug. 1692; 20 Maart 1693.

    2) Acta der prov. en partic. Synoden, 1572-1620, uitg. Dr J. R e i t s m a en Dr S. D. van Vee n, Gron. 1896, dl V blz. 170.

    3) Over Pontiaan van Hattem, zie blz. 57 vgg hierachter.
    34

    tot zijn sterfjaar 1718 te Utrecht. Zijn cartesiaans-gekleurde leringen werden reeds in 1689 in Artikel 21 harer Acta door de Utrechtse Synode afgewezen, daarna door de Zuid-Hollandse van 1691 en 1693 te Schiedam en de Briel, in 1695 gevolgd door de Synode van Stad en Lande. De Kerkeraad van Utrecht maakte in 1704 bezwaar bij de Overheid tegen Reël's komst naar Utrecht - hij zou immers èn van de katheder èn van de kansel zijn denkbeelden de luisteraars kond doen - en verzocht haar "zorg te dragen voor de orthodoxie". De Vroedschap beval de Kerkeraad de aantekeningen in zake Roël uit zijn Notulen te verwijderen. Toen deze hierin talmde, schrapte de Stadssecretaris de betreffende zinsneden persoonlijk. Gelijkelijk had de Utrechtse Synode besloten voortaan alles wat tegen Reien inging uit hare Acta weg te laten. Evenals de Staten van Friesland de actie-Roëll in hun provincie hadden bijgelegd, bevalen die van Utrecht op 9 October 1704, dat in heel Utrecht professoren en kerkelijke vergaderingen deze zaak onaangeroerd moesten laten tot rust van Kerk en Academie, op straffe van schorsing, ontslag of anderszins.


    Dr Balthasar Bekker geboren in 1634, een zelfstandig bijbelsch theoloog, een groot catecheet, is het meest bekend om zijn strijd tegen bijgeloof en daarmede samenhangende gruwelen toegepast op hen, die van tooverij en hekserij werden verdacht. In 1691 (hij stond sinds 1680 te Amsterdam) verscheen zijn "Betoverde Weereld2). Noch strakken cartesianen nóch strakken anti-cartesianen behaagde hij. Spinoza verfoeide hij. Maar zijn verwerping van door-den-duivel­bezetenheid maakte hem bij predikanten en gemeenteleden tot een geschuwde. Het regende pamfletten en bezwaarschriften. De Noord-­Hollandse Synode ontzette hem in 1692 uit zijn ambt en de Amster­damse Kerkeraad ontzegde hem, - zulk een ketter en die óók de voorspellende betekenis van de verschijning van kometen loochende, - de deelname aan het Heilig Avondmaal. De Burgemeesteren van Amsterdam echter beschermden hem, keerden hem tot zijn overlijden in 1698 Zijn wedde uit en gaven eerst toen verlof om de vacature­ Bekker te vervullen.

    In de Zuid-Hollandse Synode van 1692 te Gorinchem waren gravamina tegen Balthasar Bekker's boek ter tafel uit de Classes Schieland, Woerden en Overrijnland, en Buren, als bevattende "vele grove dwalingen, schrickelicke bespottingen en verdraeyngen der H. Schrifture, lasteringhe tegen onse ware en na Godts Woord Gerefor­meerde religie, beschimpinge van onse Nederduytsche oversettinge en vele stellingen, aenlopende tegen de-formulieren van enigheyd" 2).


    1) B. Bekker, De betoverde Weereld, zijnde een grondig onderzoek van 't gemeen wavouten aangaande de geesten, derselver aart en vermogen, bewind en bedrijf, als ook 't gene de manschap door derselver kragt en gemeenschap doen, Amst. 1691 (dl III en IV 1693).

    2) Acta Z.H Syn., dl VI blz. 205 vgg.

    35
    Gelderse Synode. Ds Vlak's verdwenen boek "Trias" wekte verzet in Gelderland, maar ter Zuid-Hollandse Synode liet men ook dit rusten 1). Vlak bleef dus - anders dan Balthasar Bekker - in het ambt. Doch gelijk Bekker te Amsterdam schraagde hem de gunst der Burgerlijke Overheid. Het "Memoriën- en Resolutiënboek" der Stad Zutphen vermeldt op 27 April 1686, dat de Magistraat aan Ds Vlak vijftig daalders schonk, aangezien hij het Stadsbestuur vereerd had met "enige boecxkens, continerende de hedendaegsche ver­schillen van de Sabbath des Heeren".

    De Zeeuwen waren, het bleek bij Bekker's boek, t. a. z. van ketterijen waakzaam. Reeds in Smytegelt's Borsselesen tijd kwam op 6 Februari 1691 een uitvoerig schrijven van de Classis Walcheren bij die van Zuid-Beveland binnen over de leringen van Reen 2), de 9en October 1691 besloot Zuid-Beveland eenparig voortaan proponenten en predi­kanten, die in de Classis beroepen zouden worden, te ondervragen naar de gevoelens van RUll en Bekker 3), Op 5 November 1693 nam de Classis Walcheren vijf artikelen aan, waarvan er twee gericht waren tegen Reiell, twee tegen Vlak en een tegen Bekker 4). Ze gelijken op het door de Zuid-Hollandse Synode te Brielle van dat jaar te dezen vastgestelde.


    Artikel I "Walcheren" verzet zich tegen Roell's beweren, "dat men uit de Rede alléén de goddelijkheid der Heilige Schrift zoude kunnen bewijzen". Het tweede verweert zich tegen mening in zake de generatie van de Zoon. Hij leerde, dat de Niceensche en Athanasiaansch e geloofsbelijdenis t. a. z. van de generatie des Zoons, "niet zien op de eeuwige generatie des Zoons, maar op de huishouding des Middelaars". "Dwaalgeesten" zijn ook volgens "Walcheren" degenen, die ontkennen, dat zoodanige Processio of Emanatio van de Vader en de Zoon zoude zijn de enige manier van bestaan des Heiligen Geestes .... wij verwerpen allen, die loochenen, dat in een eenvoudig Wezen onderscheidene manieren van bestaan kunnen zijn, en hen die gevoelen, dat al het onderscheid der goddelijke personen alleen zoude gelegen zijn in het getal, oeconomie, namen en werkingen, die zo willekeurig zouden zijn, dat de naam en huishouding van de persoon, die nu Vader is, mogelijk zoude kunnen zijn de naam en huishouding van de persoon, die nu Zoon is, en die nu Geest is".

    Artikel III "Walcheren" gaat in tegen Ds Vlak's opvatting der Itechtvaardigmaking. Het houdt zich aan de artikelen XXII en XXIII


    1) Acta Z.H. Syn., dl VI blz. 4, 137. Zie over Vlak, A. Ypey en 1. J. Geschied. der N.H. Kerk, Breda 1819, dl II blz. 566-571. - Bedoeld is Vlak's Trias: disser(a(. de Dei operibus.

    2) Acta Classis Zuid-Beveland, in dato.

    3) Acta ZH. Syn., dl VI blz. 254.

    4) Zie Godgeleerde Bijdragen, Amst. 1834, dl VIII, 1, blz. 757-763 (Kort bericht omtrent de Walchersche Artikelen" (anonym). Dermout,

    37
    Aanwezig was óók "een brief van de Gedeputeerde der vier classes van Zeeland, bij haer uytmakende de Synode, vergadert zijnde geweest de 20en Maii 1692, ons in bewegelicke termen en met wichtige redenen aenmanende te yveren tegen dit genoemde schadelick boeck''. Blijkens de adviezen van de ter Synode aanwezige Correspondenten uit andere provincies werd "in alle de landsappen het genaemde boeck met afgrijsen verfoeyt" en ijverde men,,met alle bedenckelicke middelen om dese verderfelicke stellingen tegen te gaen". De Synode besloot samen met de Deputaten van de Noord-Hollandse Synode "bij Haer Ed, Gr. Mog. de heren Staeten van Holland en West- Friesland met allen yver" aan te dringen, dat deze "goedertierene geliefde sij 't herdrucken, verkopen en distraheren na t' genaemde boeck ernstigh te verbieden". Bij praeparatoire en peremptoire examens zou men "nauw acht geven, of hij, die geexamineert word, oock enigh­sins met met sodanige gevoelens besmet is".

    In 1693 besloot men op de Zuid-Hollandse Synode te Brielle bij de examens èn bij de overkomst van predikanten naar deze provincie in zake-Roëll tien vragen en in zake-Bekker zes vragen ter beant­woording voor te leggen, o. a. "of de geesten onbequaem sijn om te wercken, 't zij op malkanderen, 't zij op lichamen, tenzij dat se met een lichaem verenight zijn? - Of de duyvel en sijn boose engelen, sedert de verleydingh van de eersten mens in de helle soo sijn opgesloten, dat sij de mensen op de aerden niet meer en konnen verleyden of beschadigen P" Voetianen en Coccejanen verwierpen gelijkelijk èn Roëll en Bekker.

    Tot 1795 kwamen hun beider namen als verwerpelijk in de Acta der Zuid-Hollandse Synoden voor 1).

    Ds Johannes Vlak was van 1674 tot zijn overlijden in 1697 predikant te Zutphen. Het meeste opzien baarde hij door de uitgave van zijn "Eeuwig Evangelie" in 1684 2).

    Hij had een afwijkende mening ten aanzien van het leerstuk over "het verbond der werken". Het lijdelijk en dadelijk gehoorzamen van Christus kende hij geen oneindige waarde toe. Volgens hem werd de mens gerechtvaardigd, niet alleen uit de toerekening van Christus' gerechtigheid, maar uit en naar de goede werken in de staat der genade verricht. Ondanks zijn ketterse gedachten liet de zo invloedrijke Zuid-Hollandse Kerk hem om dit boek ongemoeid; de Classis en de Kerkeraad van Utrecht stelden zich evenwel tegen Ds Vlak teweer 3). In 1687 was hij op de Zuid­-Hollandse Synode te Dordrecht aanwezig als deputaat van de
    1) Dr W. P. C. K n u t t e 1, Balth. Bekker, de bestrijder van het bijgeloof, 's-Grav. 1906. - Biogr. Woord, van prot. Godgel., sub voce: B. Bekker.

    2) J o h. V l a k, Eeuwig Evangelie of leer der zaligheid vervat in een na-leezing over de beloften aan der vaderen wet door Mozes tot een sleutel der Kennis en slot der geschillen en waarheid in Christus, Amst, 1684. Utr. 1708.

    3) Waare Lere der rechtveerdigm. benadeelt door Joh. Vlack verded. door de Cl. en Kd van Utr., Utr. 1690.

    36
    der "Nederlandse Geloofsbelijdenis". Evenzo wordt in het IVe artikel Vlak bestreden om zijn mening over de toerekening van Adam's zonde. Het veroordeelt "met de Synode van Charenton, gehouden Ao 1664 dat gevoelen, waardoor de erfzonde alleen bepaald wordt bij de aangeborene verdorvenheid, met uitsluiting van de toe­rekening van Adarn's schuld; als zijnde strijdig tegen het gevoelen van alle Protestantsche Kerken". "Gelijk Adam's ongehoorzaamheid ons toegerekend wordt tot schuld der verdoemenis, alzoo wordt Christus' gehoorzaamheid ons toegerekend tot ontslag van die schuld". Ten slotte zegt artikel V tegen Balthasar Bekker: de boze Engelen "hebben nog zooveel machts, dat zij de gelovigen hier op Aarde als doods­vijanden, zonder ophouden aanvechten . . . in welke woedinge zij [n.l. de boze Engelen] nochtans altijd vast liggen aan de ketenen van Gods Voorzienigheid en macht". Volgens Bekker waren de boze Engelen: "boze mensen of ontsteltenissen des lichaems ofte des gemoets" en de goede: "gesanten uyt de mensen, of na een inensche­lijcke manier van spreken om Godts bedrijf ontrent de mensen op een hemelstatighe wijse te verbeelden". - De Walchersche vijf artikelen, in 1701 nog met zeven vragen vermeerderd, moesten door proponenten en in de Classis Walcheren binnenkomende predikanten schriftelijk beantwoord worden, - nevens de drie Formulieren van Enigheid. Van November 1693 tot 1815, is de ondertekening op Walcheren van kracht geweest.


    De zaak-Hakvoord deed de golven niet zo hoog opslaan als die van Rëell, Bekker, Vlak; Van Hattem. Barend (of Beerend) Hakvoord (Hackvoort, Hakfort), een boekverkoper te Zwolle, werd aldaar in 1694 voorzanger der Grote Kerk en catechiseermeester. Ten jare 1692 kwam er een tweede druk uit van zijn .,De Schole van Christus" 1). De Classis-Walcheren wees dadelijk enige verdachte stellingen in Hakvoord's boekje aan en ter Classicale vergadering van Zuid-Beveland op 1 October 1692 was een brief uit Walcheren ingekomen, opwekkende tot waakzaamheid in dezen 2).

    Zuid-Beveland's Classis benoemde een commissie van drie leden voor onderzoek, Ds Godefr. Deys, Ds Sebast. Schalckwyck en Smytegelt. Laatstgenoemde trad op als scriba dezer commissie. Hij werkte voortvarend. Immers reeds op de Oden November diende hij mede namens de anderen deputaten, een uitvoerig rapport in negen artikelen over Hakvoord's boekje in bij zijn Classis. Ten grondslag lagen de uittreksels door Walcheren toegezonden. Hakvoord dwaalde h. i. als hij leerde "(pag. 53) daar is maar één grondarticul


    1) B. Hakvoord, De Schole van Christus, behelzende zes en zestig lessen, waar in de gansche belijdenis der Geref. Godsdienst beknoptelijk voorgestelt en volgens de draad van de Heidelb. Catech. duidel. verklaard, en uit de H.S. bevestigt wordt, Amst. 1692'; 17398. - Over hem: Biogr. woord. van prot. Godgel. sub voce: Hakvoord.

    2) Acta classis Zuid Beveland, op 1 Oct. 1692; 4 Nov. 1692.

    38
    noodigh te weten tot salight, dit is geen regtsinnige stellinge daarom oock niet regtsinnigh. bewesen uyt Matth. XI: 30 en Luc. 23 van de moordenaar: waarom hij oock het selfde schynt te corrigeren pag. 55 alwaer hy de grondarticul soo uytbreyt dat hy er geen minder begrypt als alle de godgeleerde. - Soo oock pag. 48 het geloof alleen maar beschryvende te bestaen in een kennisse en niet in het vertrouwen; en daar na spreeckt hy weder van vertrouwen selfs in een zwack gelovige willende alsoo orthodox syn in de saack en heterodox in de spreeck- wyse, want is het salighmakende geloof alleen maar kennis, sonder vertrouwen, soo hebben de duyvelen al vry veel van dat geloof" - "pag. 242 Christus is de grondslagh van de eeuwige verkiesinge".

    Gegispt werd (art. 3) in Hakvoord, dat hij "de deugt renvoyeert" naar "autheuren" als Van Til, Leenhof . . . . en selfs Becker (pag. 92) met vermydinge van alle gereformeerde autheuren behalve Calvin en de Witte, die ter nauwernood noch in de voorreden eens worden genomineerd". - Bij de "berg" uit Mattheus XVII: 20 (art. 4) haalde Hakvoord de "bergen" uit 1 Kor. XIII:2. De "drek" (Phil. III: 8) werd door hem als "de wet der ceremonien op een ongehoorde en stoute wyse sonder enigh bewys daar van te geven" verstaan. –

    "Een wondere uytlegginge oock gevonden over het derde en vierde geslaght (van het tweede gebod): rekenende dese geslaghten van Mosis coxnste om Israels verlossing tot Sinai toe: en elck geslaghte of lid bestond uyt 10 laren en so gaf God tot in drye leden van de gene die hem haten de wet der ceremonien, synde sullex dan het besoecken van de misdaden der vaderen aen de kinderen tot in het derde en vierde lid dergenen die hem haten". - Naar Spinoza smaakte (art. 7) Hakvoord's uitspraak (pag. 322): "om eygenlyk te spreken, soo kan God niet gedient syn met yernants droefht, want sy is een gebreck en swackht en als God daar in vermaack schept, dan moest hy selve onvolmaackt en tydigh syn".

    De Classis Zuid-Beveland droeg haren scriba op naar die van Walcheren te schrijven, "dat dit boecktie niet bequaam is om in de schole geleert te worden". De Staten van Overijsel verboden, op aan- drang van de Overijselsche Synode, in 1708 de uitgave en de verkoop van Hakvoord's boekje, op boete van vijftig goudguldens. In Amsterdam echter werd het voortdurend herdrukt! Hakvoord zelf was 's jaars evoren door de Zwolschen Kerkeraad gecensureerd om zijn leringen,

    't waren de heresieën van Bekker, Leenhof; en daarachter dreigde (le schaduw van Spinoza. In 1729 legde hij zijn voorzangersambt vrijwillig neer en kreeg tot zijn dood in 1735 - een pensioen van '75 gulden jaarlijks.
    1) B, Smytegelt, Der christen' enige troost, op Heid. Cat. Zondag XVI.

    39
    Smytegelt stond geheel op het officiële standpunt der Kerk in zake ReSell, Bekker, Van Hattem, Vlak, Hakvoord. In zijn preken over de Heidelbergschen Catechismus noemt hij Roëll sociniaansch en remon­strantsch en oordeelt hij, dat hij in de Gereformeerde Kerk niet thuis­hoort 1).

    Maar zulk een uiting is in zijn preken een uitzondering. Zijn taak en zijn kracht lagen niet in de theologische discussie, doch in de zielszorg.
    1) B. Smytegelt, Des christens enige troost, op Heid. Cat, Zondag XVI.




    Download 1.67 Mb.
    1   2   3   4   5   6   7   8   9   10




    Download 1.67 Mb.

    Bosh sahifa
    Aloqalar

        Bosh sahifa



    DR. M. J. A. De vrijer hoogleraar te utrecht

    Download 1.67 Mb.